Westfriesland

'Waar het kan, zetten we de sloten tot de rand toe vol’
In Westfriesland zijn veel natuurreservaten de afgelopen vijftien jaar flink vernat. Als bijen op de honing, zo kwamen de grutto’s op de drassige graslanden af. Nu is het de hoogste tijd voor nieuwe stappen, vindt boswachter Roelf Hovinga. Om het echt op grote schaal aan te pakken, is een regionale aanpak samen met boeren onmisbaar.
Lage Hoek
In polder ‘t Laeg bij Sijbekarspel kun je je met gemak even in de jaren vijftig wanen. Het land is hobbelig, nat en vol kleur van de kruiden die tussen het gras omhoogschieten. Weidevogels buitelen onder de wolken door. “Je moet er toch niet aan dénken dat dat verdwijnt?” vraagt Roelf retorisch. ‘t Laeg staat model voor meer weidevogelreservaten in Westfriesland. Vijftien jaar geleden kreeg Landschap Noord-Holland dankzij een ruilverkaveling flink meer weilanden in deze regio in eigendom. Met de al bestaande natuurreservaten kwam het totaal op 400 hectare.
Niks te zoeken
Het merendeel van deze hectares werd ingericht om het de weidevogels zo veel mogelijk naar de zin te maken. En dat slaagde. “Door natuurreservaten uit te breiden, vossen te weren, een latere maaidatum, minder bemesting en een hoger waterpeil is de weidevogelstand in veel van onze terreinen de afgelopen jaren stabiel gebleven of zelfs licht gestegen,” zegt Roelf. “Maar daarbuiten gaat het slecht,” voegt hij er aan toe. “Op het grootste deel van het boerenland is het voor de grutto heel moeilijk om z’n jongen groot te krijgen.”
Hoog voedsel
In veel van de reservaten werd begonnen met het omhoogbrengen van het waterpeil. “Dat moet altijd in overleg met de buren en kan alleen als je een aangrenzende agrariër niet tot last bent. Waar het kan, zetten we de sloten tot de rand toe vol. Je ziet meteen dat het aantal vogels dan omhooggaat.” Een meevaller was dat het waterschap in Westfriesland ruimte nodig had voor waterberging. “Tussen Aartswoud en Opperdoes beheren we drie waterbergingen waar ondiepe waterplassen zijn gecreëerd en het omliggende land is afgegraven zodat er bij nood snel water ingepompt kan worden. In die drassige bodem zit het voedsel voor de vogels hoog, dus dit is absoluut een winwin voor waterschap én weidevogel.”

Voor de grutto is het én-én
“Je ziet duidelijk,” zegt de boswachter, “dat op de plekken waar het goed gaat altijd sprake is van een grotere oppervlakte, minimaal 50 of 60 hectare. En dat daar echt alles op de weidevogels is afgestemd.” Het is bij de grutto niet óf-óf maar én-én: hij heeft een combinatie van maatregelen nodig. “Begin met schaalgrootte,” vindt Roelf. “Als je dat niet hebt, begin je niks. Grote gebieden die open, kaal en rustig zijn, zijn essentieel.” ‘Boeren moeten helemaal voor de weidevogels gaan en er fatsoenlijk voor betaald worden’
Minder gras, minder melk
“Daarnaast hebben we snel meer boeren nodig die aan weidevogelbeheer willen doen. Het moet hun ook mogelijk gemaakt worden. Want later maaien, een hoog waterpeil en kruidenrijk grasland betekent per definitie minder gras en minder melk. Weidevogelbeheer moet niet langer iets zijn dat een boeren erbij doet. Hij moet er helemaal voor gaan én er fatsoenlijk voor betaald worden. Dan kan het. Ik hoop echt dat we de komende jaren op grote schaal gezamenlijk het verschil kunnen gaan maken. Ik zal me er in ieder geval hard voor inzetten.